Door Thijs Maessen
Vaak associeer ik situaties in de natuur met herinneringen uit het verleden. Opvallend is dat dit bij mij vaak bij paardenbloemen het geval is.
Wie kent niet het wegblazen van de parapluutjes met zaden en de daarop volgende reacties? Eens was ik op school, tijdens een practicum over bloeiwijzen, door mijn paardenbloemen heen. Ik vroeg toen aan een leerling om buiten een paar paardenbloemen te gaan plukken. De betreffende leerling kwam terug met 2 lintbloemetjes. Dit was natuurlijk niet mijn bedoeling, maar ze had het wel begrepen. Op een ander moment was een klas buiten aan het werk om in de moestuin, aan de hand van een fotokaart, de 10 meest voorkomende wilde planten te benoemen. Als ze de namen van de planten niet wisten of konden opzoeken mochten ze er zelf een bedenken. Een aantal keren kwam ik toen de naam stuiben als vertaling van het dialectwoord stoeben, tegen. Dit zijn slechts enkele van de vele herinneringen aan deze veel voorkomende wilde plant.
Regelmatig kan ik het niet laten om in mijn omgeving te vertellen hoe boeiend wilde planten zijn. Bij paardenbloemen krijg ik dan vaak opmerkingen als “Mijn tuin staat er vol mee, kom ze maar halen”. Voor mij is het dan de kunst om duidelijk te maken hoe nuttig deze prachtige plant is. Ik wijs dan vaak op het belang van de lange penwortel die die de grond luchtig maakt en voedsel naar boven haalt. Als je het blad vervolgens composteert heb je een prima meststof.
Paardenbloemen zijn vaste planten en vallen vooral op als ze bloeien en voorkomen op plaatsen waar ze voor mensen ongewenst zijn. Ze hebben een bladrozet waardoor ze goed er goed tegen kunnen als ze betreden worden. De hele plant bevat wit melksap.
Ik heb de indruk dat ze praktisch het hele jaar kunnen bloeien met als belangrijkste bloeiperioden het voorjaar de nazomer. Door deze lange bloeiperiode vormen ze een belangrijke voedingsbron voor insecten als bijen, hommels en vlinders.
Paardenbloemen horen tot de samengesteldbloemigen. Dat betekent dat wat wij in het dagelijks leven een bloem noemen een verzameling is van heel veel bloemetjes op een holle, bladloze stengel. Ze hebben enkel lintbloemen, geen buisbloemen. Je ziet dit goed als ze aan het einde van de bloei parachuutjes met nootjes vormen. Wat veel mensen niet weten is dat deze zaadjes veelal ontstaan uit onbevruchte eicellen. Ze vermeerderen zich dus voor een groot deel ongeslachtelijk. Dit heet apomixie. Daarnaast vermeerderen paardenbloemen zich via de penwortels.
Door het klonen en aanpassen aan de omgeving zijn er zo’n 250 ondersoorten ontstaan.
Bloemknoppen en bladeren zijn rijk aan voedingsstoffen en worden gegeten door mens en dier. Ik weet nog dat we “stoeben gingen steken” voor de konijnen.
De soortaanduiding is officinalis, wat geneeskrachtig betekent, duidt op de geneeskrachtige stoffen die erin zitten. Daarom worden verwerkte wortels bijvoorbeeld gebruikt om de werking van de nieren te ondersteunen.
Bladeren smaken meestal bitter en worden mede om die reden veelal verwerkt in salades en smooties. Jonge blaadjes zijn het minst bitter.
Molsla behoort tot vergeten groenten, die weer aan bekendheid aan het winnen zijn. Het zijn bladeren die onder het zand hebben gelegen en daardoor gebleekt zijn.