Doorns, stekels en brandharen

 
Een aantal planten beschermen zich, bijvoorbeeld tegen vreterij, met doorns, stekels of brandharen.
Doorns
Doorns zijn vervormde planten-organen die met vaten verbonden zijn met het inwendige van de tak waar ze staan.
Vervormde blaadjes worden bladdoorns genoemd. Ze hebben okselknoppen en breken vrij gemakkelijk af. Een voorbeeld van een plant met bladdoorns is Berberis.
Vervormde takken heten takdoorns. Deze hebben geen okselknoppen en breken moeilijk af. Takdoorns komen bijvoorbeeld voor bij meidoorn.
Stekels
Stekels zijn uitstulpingen van de opperhuid en onderliggend weefsel van stengels of bladeren. Ze zijn niet verbonden via vaatbundels, hebben geen okselknoppen en breken gemakkelijk af. Vaak zijn ze kegelvormige en haakvormig gebogen. Ze komen bijvoorbeeld voor bij roosachtigen. Dus het gezegde “er zijn geen rozen zonder doornen” klopt niet.

Brandharen
Ook brandharen zijn uitstulpingen van de opperhuid en onderliggend weefsel. Het zijn zachte met gif gevulde haren.
Het meest bekend zijn de brandharen van een brandnetel. Aan de top van de brandharen zitten knopjes met weerhaakjes die bij afbreken een pijnlijke injectie geven.
Het gevaar van de berenklauw zit hem niet zozeer in de brandharen, maar in het plantensap. Dat kan je huid gevoeliger maken voor ultraviolet licht, waardoor je bij blootstelling aan zonlicht blaren, brandwonden of littekens kunt krijgen, soms permanent. Het sap kan zelfs je gezichtsvermogen beschadigen als je het in de ogen krijgt.