Bergen en duinen in Noord Limburg staan voor stuifduinen in een vlakke omgeving. Het voedselarme stuifzand is er in de laatste ijstijd naar toe gewaaid en op een gegeven moment vastgehouden door de begroeiing. De open vlaktes in dit gebied, met zijn armzalige, soms grillige, begroeiing, kunnen er, vooral bij ruig weer, spookachtig uitzien.
Boschhuizen is een 60 hectaren groot stuifduinengebied bij ten noordoosten van Venray tussen de spoorlijn Venlo-Nijmegen en Landgoed Geijsteren. Het is genoemd naar het buurtschap ‘de Boschhuizen’.
De droge schrale zandgrond is ongeschikt voor akkerbouw. Om die reden liet men er in het verleden schapen grazen. Zo ontstonden er heidevelden met jeneverbesstruiken. Door intensieve begrazing van de heide verdween plaatselijk de begroeiing. Hierdoor ontstond er een stuifzandgebied met flinke hoogteverschillen. Die hoogteverschillen zijn nog steeds zichtbaar in het veelal begroeide landschap.
Van het heidelandschap zijn nog restanten over. Men beweert dat dit het grootste jeneverbesstruweel van Zuid-Nederland is. De zandverstuivingen zijn grotendeels aangeplant met dennen. Vroeger werden deze bomen geoogst voor het ondersteunen van mijnschachten. Door het sluiten van de mijnen zijn de bomen blijven staan en zijn de dennenplantages dominant geworden in het gebied. Her en der is men bezig met het vervangen van deze dennenbossen door natuurlijkere bostypes als het eiken berkenbos.
Aan de noordoostzijde zijn, in een laaggelegen zone, enkele met sloten doorsneden, moerassige weilanden en broekbossen aanwezig. Deze maken deel uit van een oude Maasmeander.
In de dertiger jaren wilde men het stuifduinengebied ontgingen en bebossen. Het redden van dit unieke landschap was één van de aanleidingen voor de oprichting van Stichting het Limburgs Landschap.