Nationaal park De Groote Peel maakt, samen met de Mariapeel en de Deurnese Peel, deel uit van De Pelen.
Het is een 15 km2 groot, grotendeels afgegraven hoogveengebied op de grens van Limburg en Brabant.
Ooit was het een uitgestrekt ondoordringbaar moerasgebied. Nu is het een landschap van zandruggen, vennen met veenpuisten en knuppelbruggen, heidevelden, graslanden, berken en vliegdennen.
In Ospel bevindt zich het bezoekerscentrum met Peelboerderij en kruidentuin. Dit is ook het startpunt van diverse wandelroutes.
Het huidige landschap is volledig door de mens gevormd. Vanaf de 13eeeuw is er turf gestoken. Dit werd verkocht als “het goud van de Peel”. Daarna heeft de natuur zich ongestoord kunnen ontwikkelen.
Belangrijk voor de ontwikkeling van het gebied het gebied is veenmos. Dit plantje kan ongeveer 20 keer zijn gewicht aan water vasthouden. Veenmos staat daardoor aan de basis van de veenvorming die bij hoogveen boven het grondwater plaatsvindt.
Naast veenmos tref je er andere planten aan die kenmerkend zijn voor het veenlandschap. Voorbeelden zijn kruiden als pijpenstrootje, zonnedauw, lavendelheide en wollegras en bomen als berk en vliegden.
Er komen honderden soorten broed- en trekvogels voor zoals trompetterende kraanvogels, blauwborst en geelgors. Langs de wandelroute is een vogel-observatiehut voor watervogels aanwezig.
Ook is het gebied rijk aan insecten, amfibieën en reptielen.
Er komen zo’n 25 soorten zoogdieren voor.
Het is een gebied met een rijke historie en veel verhalen. Zo spelen de boeken van schrijver Toon Kortooms zich voornamelijk af in de Peel en gaan ook liedjes van muziekband Rowwen Heezen over dit gebied.
Nog steeds wordt er gesproken over het zware werk van de turfstekers. Dit is vaak verfilmd. Bekend zijn de vondsten van vuursteen en een gouden Romeinse helm. Er zijn zelfs kookboeken met nieuwerwetse Peel-recepten.